Nachtbus genomen van Hue naar Hanoi. In de bus ontmoeten we Andy, een Australiër. Hij leert ons het kaartspelletje shithead, bekend onder de backpackers. Tof spelleke. Den tijd gaat zo ook snel voorbij.
Als we wakker worden in Hanoi, worden we direct geconfronteerd met kraamjes met dode honden. Honden, met alle onderdelen er nog aan, schoon bruin gebakken gelijk een kieke aan’t spit, zijn mooi opgestapeld.
We vinden een guesthouse en doen voor de rest van de dag eigenlijk niks. Een beetje rondhangen, terrasje doen, trip boeken voor de komende dagen, …
’s Avonds hebben we afgesproken met Davy en Roos van België. Via ’t internet proberen we elkaar te contacteren, waar we juist afspreken. Hmmm, ineens kunnen we niet meer op het internet. Dan maar op goed geluk naar hun hotel stappen.
En wie komen we onderweg tegen? Wat een chanche… Davy en Roos. ’t wordt nogmaals een gezellig avondje met ons vieren.
15/02
We maken een uitstap naar de Perfume Pagoda. In het boek, heel mooi voorgesteld. Ze hadden ons helaas niet verteld dat er deze periode een festival aan de gang was. Alle vietnamezen moeten in deze periode naar de pagoda om offers te brengen aan boedha. Wat een drukte. We dachten eens rustig tussen de mooie landschappen te kunnen varen. Neen, overal waar je keek,waren er andere bootje met kleine vietnamezen, de ene groep al wa vervelender dan de andere. We stonden soms zelfs in de file, op een rivier van 60 meter breed. Niet leuk. Maar alé het landschap was wel heel mooi. Na een tocht van een uur parkeren we onze boot tussen de 100-den andere bootjes. Een echte hekseketel.
Tussen de massa volgen we onze gids richting de ingang van de weg naar de perfume pagoda. We worden nog eens geconfronteerd met het vleeswaar dat ze hiet op straat verkopen. honden, een half varken, herten, een kalf waar je de ruggenwervel het hoofd en het gat enkel van ziet (af en toe snijden ze er nog eens een stuk af),… allemaal aan een haak voor het kraamje opgehangen. ‘Een halve hond bestellen?, geen probleem,… ze kappen gewoon een hond in 2, (je kan dan nog kiezen voor hoofd of gat), alsjeblieft, smakelijk. Het andere stuk hangen ze terug aan de haak.
We lunchen eerst met de groep voor we aan onze tocht naar de pagode beginnen. Wat we daar allemaal hebben gegeten, dat weten we niet.
En toen begon onze tocht naar de Pagode. Na een halve kilometer scheiden onze wegen, ik neem de kabelbaan (omdat het een zware wandeling is van een uur), Nick neemt de benenwagen. De gids verzekerde ons dat we bovenaan elkaar zouden terug zien.
Na ongeveer een uur trekken en duwen heb ik dan toch mijn plaatsje in de kabellift te pakken. Op enkele minuten ben ik boven terwijl Nick in de broeiende hitte te voet naar boven aan het wandelen is. Althans dat dacht ik… Later blijkt dat het begin van de wandeling naar de top in het begin redelijk vlot ging, maar naar de top toe het steeds drukker en gevaarlijker werd. Nick vertelt: Naarmate we (ik en twee andere meisjes van onze groep die ik heel de tocht in’t oog heb) de top naderen zijn er meer en meer Vietnamezen die zich onbeschaamd overal voorgooien, tussen wringen en door trekken en duwen een trapje hoger willen te komen staan, wat op sommige ogenblikken serieus vervelend werd. Toen kon je het nog voorstellen als een zeer zeer drukke jaarmarkt op een grote trap. Even later (we zitten dan ook een stuk hoger in de bergen) wordt de trap smaller en smaller en de drukte groter en groter. Zo groot op den duur dat de mensen die naar boven willen niet meer naar boven kunnen en die naar beneden willen, niet meer naar benden kunnen. Er ontstaat een soort van mini-heizel-drama sfeer, allemaal op de klif van een berg die als trap moet dienen. In het verlengde van deze trap des doods is een bamboe terras gebouwd vanwaar je normaal van het uitzicht kan genieten. Door de immense drukte en oncontroleerbare mensenmassa geraakt ook dit terras overbevolkt en begint de bamboe “van deeg” te kraken. Er ontstaat een lichte paniek. Ik was ook graag ergens anders geweest op dat moment, want het beste kan je het misschien nog vergelijken met de eerste rijen op een groot festival. Je kan nergens meer heen. Daarbij kwam dan nog dat ik een slinger van Vietnamese oma’s aan mijn broek had hangen die al hun hoop op mij gevestigd hadden om hun naar boven te takelen. Omdat die bamboe zo hard kraakte en dat inderdaad niet zo veilig leek kwam er iemand opdagen met een grote bamboe stok en iedereen die op het terras zat een pakske slaag geven zodat iedereen van het terras moest. Na enkele vlagen van massahysterie links en rechts zag ik een paar meter voor mij één van de meisjes van onze groep. Het was Nadia, een Sloveense. Redelijk in paniek, al dan niet in premature shock werd ze aan de kant geperst. Ik heb mij ontdaan van de moemoekes (vraag niet hoe) en ben haar te hulp gegaan. Eerst wou ze niet mee door, omdat ze absoluut niet meer in die massa wou. En daarbij naar boven ging echt niet meer en naar beneden ook niet. Ik baande ons een weg door een winkeltje en een afsluiting om zo tot bij een alternatieve route naar boven te komen. Dat was via enkele gevaarlijke steile en scherpe rotsen, maar op dat ogenblik ons enige alternatief. Uiteindelijk boven waren we natuurlijk iedereen kwijt, inclusief Joke. We hebben daar wat rondgelopen, maar het was onmogelijk om in die mensenzee iemand te vinden. Tot ik opeens Joke zie staat. Met nogmaals, weliswaar lichter, duw-en trekwerk kom ik tot bij haar en zeg ik haar dat we beter terug naar beneden gaan. Dat was direct ok. We nemen de kabellift terug naar beneden en wachten daar tot iedereen van de groep is teruggekeerd. Uiteindelijk komt iedereen terug, al dan niet op tijd, maar heeft niemand de eigenlijke pagode kunnen zien door de enorme drukte.
De terugweg was ongeveer idem dan de heenweg, maar dan in omgekeerde richting natuurlijk. ’s Avonds gaan we voor de laatste keer iets eten en drinken met Davy en Roos, want zij gaan verder in Vietnam naar Sapa terwijl wij een vlucht met de doodskist van Lao Air hebben geboekt naar Luang Prabang. Ik zeg doodskist, want met die maatschappij hebben al veel mensen hun laatste vlucht genomen. Maar tot het zover was hadden we nog een uitstap van twee dagen naar Ha Long Bay geboekt. Een baai voor de kust van (jaja) Ha Long die bekend is voor de vele kleine eilandjes die er liggen. Zo’n 1700 in totaal. We varen met een boot naar één van de vele mooie grotten, varen verder tussen de mooie rotsen en gaat tegen de avond nog een uurtje kano varen. Staan we daar terug aan onze boot, wie komt daar ook aan gekanovaart? Davy en Roos! We wisten dat zij ook op uitstap waren naar Ha Long, maar dat je elkaar dan weer tegenkomt in een kajak… We hebben zo op onze reis nog een paar mensen die we voortdurend tegenkomen, Andy is er zo ook één van. En er zijn ook nog de onbekende meisjes waarnaar wij refereren als “die met hun dikke tetten”, die we al tegenkomt sinds Hue in Vietnam. ’s Avonds spelen we shithead met een Hollands koppel, Erna en Tony en twee Zwitserse meisjes, Silvia en Ellie. Ik doe ook nog een goocheltruc met een paar van de Vietnamese bemanningsleden van onze boot en die liggen daar nu in bed denk ik nog wakker van. Dat was één van de grappigste dingen die we deze vakantie al gezien hadden… ’s Anderendaags varen we nog wat rond, pikken we een paar nieuwe mensen op, zetten we er een paar af en varen we terug naar de haven, we eten daar nog iets en gaan terug naar Hanoi. Een rustige avond waarop we onze dvd collectie serieus hebben uitgebreid voor marginaal weinig geld, ook hebben we nog een mysterieus insectgeluid proberen te lokaliseren in onze hotelkamer, waarvoor we een heel bed uit elkaar hebben gehaald, maar we hebben het moeten houden op een goed verstopte houtwormsoort… En ja, daar mag je mee lachen.
18 februari 2009
De dag des doods was aangebroken. Althans, zo dacht Joke erover. Ze had alleen nog maar slechte dingen gehoord over Lao Airlines en als je een beetje googled is dat idd onmiskenbaar. Ik probeer haar gerust te stellen dat het eten aan boord lekker is 🙂
Een op de luchthaven blijkt dat we effectief met redelijk veel personen en bagage in een redelijk klein tweemotorig, door schroefjes aangedreven minivliegtuigje moeten. Maar het was dit of een aantal busritten maken van in totaal bijna 40 uur en onze route nogmaals omgooien. We zitten op zitje 5A en 5B. Als ik naar buiten kijk zie ik de rotor van de schroef angstwekkend dicht naast mijn raampje vliegen. Tot overmaat van ramp: ik heb geen gordijntje! Dat was wel het ergste wat we hebben meegemaakt want al bij al viel die vlucht nog goed mee voor zo’n vliegtuig. En toen waren we in Luang Prabang en daar zijn we nu nog steeds. We kunnen (of willen) er nog niet te veel over vertellen, maar het bevalt ons hier enorm…